- schooien
- {{schooien}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [bedelen] beg♦voorbeelden:1 die hond schooit bij iedereen om een stukje vlees • that dog begs everybody for a piece of meathij schooit om geld • he's begging for moneyII 〈overgankelijk werkwoord〉1 [ophalen] collect♦voorbeelden:1 honderd gulden bij elkaar schooien • rake up a hundred guilders
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.